Meer dan drie uur vertraging en de luchtvaartmaatschappij betaalt de verplichte vergoeding niet uit? Alleen een rechtszaak kan nog een oplossing bieden. Volgens een uitspraak woensdag van de Raad van State mag de overheid geen rol spelen bij het beoordelen van individuele vertragingsclaims.
Vliegtuigpassagiers hebben volgens Europese regels recht op een vergoeding van 250 tot 600 euro als hun vlucht meer dan drie uur is vertraagd door schuld van de maatschappij. Maar vaak betalen maatschappijen niet direct uit, omdat ze vinden dat een vertraging buiten hun schuld is ontstaan.
Tot 2015 konden passagiers dan naar een Geschillencommissie of naar de Inspectie Infrastructuur en Milieu (ILT) stappen. Die namen wel individuele vertragingsclaims in behandeling en deden daar ook uitspraak over. Volgens de gezamenlijke luchtvaartmaatschappijen was dat ten onrechte, omdat daarmee de overheid op de stoel van de civiele rechter ging zitten. Na een eerste oordeel van de Raad van State in 2013 staakte ILT de praktijk en restte passagiers alleen een rechtszaak, voor veel mensen een te groot obstakel.
Naar de rechter
Reizigers die ooit bij KLM en Royal Air Maroc nul op rekest hadden gekregen toen ze een vergoeding claimden, sommigen omdat de vlucht meer dan drie uur was vertraagd, anderen omdat deze was geannuleerd, stapten daarop naar de rechter. Ze wilde dat de staatssecretaris alsnog stappen zou nemen tegen de luchtvaartmaatschappijen.
De Raad van State haalt daar nu definitief een streep door. Uit de Europese verordening volgt volgens het hoogste rechtscollege geen verplichting voor de staatssecretaris om in een individuele gevallen maatregelen te nemen tegen een luchtvaartmaatschappij.
“Omdat het Nederlandse recht geen juridische basis biedt voor de staatssecretaris om maatregelen te treffen om compensatie af te dwingen, is zij niet bevoegd individuele handhavingsverzoeken van passagiers in te willigen,” aldus de Raad. “Een passagier kan immers bij de civiele rechter terecht om een dergelijke financiële compensatie af te dwingen.”
De uitspraak liet lang op zich wachten omdat de Raad van State eerst navraag wilde doen bij het Europees Hof van Justitie om te voorkomen dat een uitspraak later op Europees niveau zou kunnen worden teruggedraaid. Het Hof was het met het eerdere oordeel eens.