De Association of European Airlines (AEA) roept het Europese Parlement op om reëel te blijven als het gaat om de passagiersrechten.

Dit naar aanleiding van de stemming op 5 februari a.s. over de herziening van Verordening 261/2004, waarin de rechten van de vliegtuigreiziger zijn vastgelegd. De AEA hoopt op een ‘realistische benadering’ met name ten aanzien van de compensatiegrens voor vertragingen, buitengewone omstandigheden en vluchten die uit meerdere sectoren bestaan.

De AEA zegt dat Verordening 261 hard aan revisie toe is. De branchevereniging waartoe ook KLM behoort, wil dat het Europees Parlement akkoord gaat met het voorstel van de Commissie dat een airline meer tijd krijgt om problemen die tot vertragingen leiden op te lossen. De EC stelt een compensatiegrens voor van vijf, negen en twaalf uur, afhankelijk van de vluchtafstand.

Verder wil de AEA een lijst van buitengewone omstandigheden, waarin de airline niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor vluchtverstoringen en dus ook niets hoeft uit te keren. Ten derde merkt de AEA op dat er rationeel moet worden omgegaan met passagiers die niet komen opdagen voor het eerste gedeelte van een vliegreis die bestaat uit meerdere sectoren. Stel, een reiziger boekt een vliegticket Düsseldorf-Amsterdam-Manilla. Nu is het zo dat wanneer hij geen gebruikmaakt van het traject Düsseldorf-Amsterdam, de vlucht van Amsterdam naar Manilla automatisch wordt geannuleerd. Dit om te voorkomen dat Nederlanders een goedkope vlucht met overstap boeken en vervolgens alsnog non-stop vliegen. De AEA vindt dat airlines de vrijheid moeten hebben om restricties te hangen aan hun tarieven. Afschaffen van het no-show principe is daarmee in strijd, aldus de branchevereniging.