De afgelopen zes jaar is het verschil in de kostenbasis van low-cost carriers en die van netwerkmaatschappijen flink verkleind. Dit meldt consultancybureau KPMG.
In 2006 bedroegen de gemiddelde kosten per eenheid van netwerkmaatschappijen 3,6 dollarcent meer dan die van de prijsvechters. In 2011 was het verschil teruggebracht naar 2,5 dollarcent, oftewel: netwerkmaatschappijen hadden 9,6 cent kosten per beschikbare stoelkilometer, terwijl dat bij budgetcarriers 7,3 cent was.
Volgens KPMG zijn met name in 2008 en 2009 stappen gezet door de netwerkcarriers om in de kosten te snijden. In die jaren is de grootste winst geboekt. Daarna zwakt de verbetering af, omdat de gevolgen van de herstructureringen ‘business as usual’ zijn geworden en het laaghangende fruit al is geplukt. Daarom denkt KPMG dat het overblijvende verschil in de kosten van low-cost en traditionele carriers structureel zal zijn.
Interessant is dat KPMG uitsplitst hoe het gat van 2,5 cent in 2011 was opgebouwd. De brandstofkosten zijn bij de prijsvechters 0,5 cent lager, doordat de low-cost carriers een jongere vloot hebben en dus zuiniger vliegen. Hier valt voor de traditionele airlines nog wel winst te behalen, gezien het feit dat ook zij druk aan het investeren zijn in nieuwe vliegtuigen. Nog eens een halve cent komt door het verschil in personeelskosten. De netwerkmaatschappijen hebben in de reductie hiervan vooruitgang geboekt, maar zullen altijd ‘gehinderd’ worden door salarisafspraken uit het verleden, moeilijk te veranderen procedures en de invloed van vakbonden, aldus KPMG. De categorie ‘verkoop en marketing’ is goed voor 0,4 cent en ‘overige kosten’ voor 0,3 cent. Verder hebben prijsvechters 0,3 cent minder leasekosten en betalen zij 0,2 cent minder aan havengelden.
De netwerkmaatschappijen zullen zich net als de prijsvechters blijven focussen op het realiseren van kostenreducties, denkt KPMG. Helemaal gelijk zullen hun kosten per eenheid nooit worden. Dit komt onder andere doordat low-cost carriers gezien hun business-model met één vliegtuigtype kunnen vliegen, waar netwerkmaatschappijen meer variëteit in vliegtuiggrootten nodig heeft. Ook kunnen prijsvechters er makkelijker voor kiezen om naar goedkopere, secundaire luchthavens te vliegen dan de traditionele carriers.
Toch verwacht KPMG dat de low-cost carriers hun business-modellen zullen aanpassen. Sommige zullen ervoor kiezen om zich te blijven profileren als de goedkoopste, zoals Ryanair, met druk op de kosten als gevolg. Anderen zullen zich richten op klantsegmenten die meer opleveren, door nieuwe producten en diensten te introduceren, zoals gratis ruimbagage en voorrang bij het boarden, zoals Virgin Australia.
Netwerkmaatschappijen zullen hun heil moeten zoeken in partnerschappen, joint ventures, overnames en fusies willen zij hun kosten verder terugdringen en kunnen concurreren met de Golfcarriers en de snel groeiende Chinese luchtvaartmaatschappijen, aldus KPMG.

