Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft de klacht van de Vereniging van Reizigers (VVR) over “excessieve tarieven” van KLM en SLM afgewezen.
Het College van Beroep deed in Rotterdam uitspraak op het hoger beroep over de klacht die de VVR hierover indiende bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Volgens de VVR maken KLM en SLM (Surinaamse Luchtvaart Maatschappij) sinds jaar en dag “misbruik van hun economische machtspositie” door “excessief hoge tarieven” te rekenen tussen Amsterdam en Paramaribo. De twee maatschappijen zijn de enige twee die op de route vliegen.
De Surinaamse reizigersvereniging procedeert al sinds 2003 tegen wat zij ziet als prijsafspraken tussen KLM en SLM. In 2010 gaf het CBb aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) opdracht om de zaak nader te onderzoeken. Hieruit kwam naar voren dat de yield – de opbrengst per stoel – niet uitzonderlijk hoog is op de route en dat er geen aanwijzingen zijn dat KLM en SLM te hoge tarieven in rekening brengen.
De VVR ging hiertegen in beroep, maar de ACM handhaafde haar eerdere afwijzing van de klacht. De VVR wendde zich vervolgens naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven, maar ook daar hebben KLM en SLM nu gelijk gekregen. “De VVR is er niet in geslaagd om de conclusies van het ACM-onderzoek te weerleggen”, schrijft het CBb, een rechtbank die oordeelt over geschillen op het terrein van het sociaaleconomisch bestuursrecht. Verder beroep is niet meer mogelijk.
De VVR heeft steeds betoogd dat KLM en SLM onderling de markt hebben verdeeld en ervoor hebben gezorgd dat er geen derde maatschappijen op de route konden vliegen. Maar het CBb zegt dat het onderzoek van de ACM heeft aangetoond dat de vervoersstromen tussen Nederland en Suriname – het land heeft evenveel inwoners als de stad Den Haag – te gering zijn voor meer dan twee airlines.
“Uit het onderzoek blijkt dat vooral Visiting Friends and Relatives (VFR) op de route reizen, als gevolg waarvan sprake is van sterke seizoensinvloeden leidend tot een beperkte winstgevendheid. Ook uit de reacties van luchtvaartmaatschappijen die niet actief zijn op de route blijkt dat zij vanwege de lage winstgevendheid niet tot de route toetreden,” aldus de rechtbank.

