
In de Tweede Kamer bestaat een meerderheid voor het vastleggen van een minimumprijs voor vliegtickets. Drie van de vier regeringspartijen: CDA, D66 en ChristenUnie steunen een voorstel daartoe.
Het plan is afkomstig van D66 en de CU. In de Kamer kregen ze dinsdag een nipte meerderheid, met steun van de linkse oppositiepartijen. De VVD, de grootste regeringspartij, is tegen en dat geldt ook voor de rechtse oppositiepartijen.
Minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat, VVD) moet nu op verzoek van de Kamer onderzoeken of vliegtickets inderdaad een minimumprijs kunnen krijgen. D66 en de CU hebben een bodemtarief van 34 euro voorgesteld. In Oostenrijk bestaat al een minimumprijs van 40 euro.
De Kamerleden Jan Paternotte (D66) en Eppo Bruins (ChristenUnie) zeggen dumpprijzen te vrezen als de vliegmarkt zich zal herstellen van de corona-crisis. De run op tickets zou extra schade opleveren voor het milieu.
Of er na de corona pandemie, waarvan het einde overigens nog niet in zicht is, inderdaad een prijzenslag zal komen is helemaal de vraag. Airlines willen aan de ene kant weer zoveel mogelijk passagiers aan boord krijgen, maar aan de andere kant ook weer winst maken. Dat laatste zal met afbraakprijzen niet lukken.

